Tweede Kamerverkiezingen 1871

Tweede Kamerverkiezingen 1871
Datum 13 juni 1871
Land Vlag van Nederland Nederland
Te verdelen zetels 40
(40 leden waren niet-aftredend)
Opvolging verkiezingen
← 1869     1873 →
Portaal  Portaalicoon   Politiek
Nederland

De Tweede Kamerverkiezingen 1871 waren periodieke Nederlandse verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Zij vonden plaats op 13 juni 1871.

Nederland was verdeeld in 41 kiesdistricten, waarin 80 leden van de Tweede Kamer gekozen werden.[1] Een kiezer bracht evenveel stemmen uit als er afgevaardigden in zijn kiesdistrict gekozen werden. Om gekozen te worden moest een kandidaat minimaal de districtskiesdrempel behalen.[2]

De verkiezingen werden gehouden vanwege het aftreden van 40 leden van de Tweede Kamer van wie de zittingstermijn afliep op 17 september 1871. In drie kiesdistricten[3] was een tweede verkiezingsronde benodigd tussen de twee hoogstgeplaatste (niet-direct gekozen) kandidaten uit de eerste ronde vanwege het niet-behalen van de districtskiesdrempel. Deze tweede ronde vond plaats op 27 juni 1871.

Uitslag

De uitslag van de verkiezingen was als volgt:

Groepering[4] Zetels
1869[5] Af[6] Bij[7] 1871 +/-
liberalen  26/28 14 17  31 +3  
thorbeckianen  20/16   5  4 15 -1 
conservatieven  16 10  8 14 -2 
conservatief-katholieken   9/10   5  7 12 +2  
antirevolutionairen   4   3  2  3 -1 
conservatief-protestanten   3/4   2  1  3 -1 
conservatief-liberalen   2   1  1  2 0
totaal 80 40 40 80 0

Gekozen leden

Zie Lijst van Tweede Kamerleden 1871-1873 voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Bij deze verkiezingen werden 30 leden herkozen. De stemmingen voor de overige tien vacatures hadden de volgende resultaten:

  • in het kiesdistrict Amsterdam versloeg Cornelis Fock (52,4%, liberalen) het aftredende lid Herman Insinger (43,7%, conservatieven);
  • in het kiesdistrict Dokkum werd Willem Bergsma (liberalen) gekozen in de vacature ontstaan door het periodiek aftreden van Philippus van Blom (liberalen) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn;
  • in het kiesdistrict Dordrecht versloeg Willem Gevers Deynoot (73,2%, liberalen) het aftredende lid Marinus Bichon van IJsselmonde (22,1%, antirevolutionairen);
  • in het kiesdistrict 's-Gravenhage werd Willem Wintgens (conservatieven) gekozen in de vacature ontstaan door het periodiek aftreden van François de Casembroot (conservatieven) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn;
  • in het kiesdistrict Haarlem was in eerste instantie Cornelis Fock gekozen, die het aftredende lid Willem van der Hucht (conservatieven) versloeg. Fock was echter tevens gekozen in het kiesdistrict Amsterdam[8], waaraan hij de voorkeur gaf. Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Haarlem een naverkiezing gehouden, waarbij Jan Kappeyne van de Coppello (liberalen) gekozen werd;

De zittingsperiode van de Tweede Kamer ging in op 18 september 1871. De zittingstermijn van Tweede Kamerleden bedroeg vier jaar.[9]

Bronvermelding

Bronnen

  • Verkiezingen Tweede Kamer 1848-1918 op huygens.knaw.nl
  • Ron de Jong (1999). Van standspolitiek naar partijloyaliteit. Verkiezingen voor de Tweede Kamer 1848-1887. Verloren, Hilversum. ISBN 90-6550-069-3.
  • Ron de Jong, Henk van der Kolk, Gerrit Voerman (2011). Verkiezingen op de kaart 1848-2010. Matrijs, Utrecht. ISBN 978 90 5345 437 4.

Noten

  1. Acht enkelvoudige kiesdistricten kozen één lid, in 30 meervoudige kiesdistricten werden twee leden afgevaardigd, in het kiesdistricten Rotterdam en Sneek drie en in het kiesdistrict Amsterdam zes.
  2. De districtskiesdrempel werd bepaald door de volgende formule: 50% van het aantal uitgebrachte geldige stemmen, gedeeld door het aantal in het district te verkiezen zetels.
  3. Amersfoort, Amsterdam en Utrecht.
  4. In 1871 bestonden nog geen politieke partijen. Gekozen leden sloten zich gewoonlijk eerst na hun verkiezing aan bij een kamerfactie.
  5. Een wijziging van het aantal zetels van een groepering is ontstaan door aftreden en overlijden gedurende de zittingsperiode.
  6. Aftredend in 1871 vanwege het bereiken van het einde van de zittingstermijn.
  7. Gekozen c.q. herkozen bij de periodieke verkiezingen in 1871.
  8. Het was volgens de vigerende wetgeving geoorloofd zich in meer dan één kiesdistrict kandidaat te stellen. Als iemand in meerdere districten gekozen werd, diende hij vervolgens aan te geven voor welk district hij in de Tweede Kamer zitting wilde nemen; in het andere district c.q. de andere districten werd dan een naverkiezing gehouden.
  9. Om de twee jaar was de helft van de Kamerleden aftredend.
Vlag van Nederland
· · Sjabloon bewerken
Algemeen:1848 · 1850 · 1853 · 1866 · 1868 · 1884 · 1886 · 1887 · 1888 · 1891 · 1894 · 1897 · 1901 · 1905 · 1909 · 1913 · 1917 · 1918 · 1922 · 1925 · 1929 · 1933 · 1937 · 1946 · 1948 · 1952 · 1956 · 1959 · 1963 · 1967 · 1971 · 1972 · 1977 · 1981 · 1982 · 1986 · 1989 · 1994 · 1998 · 2002 · 2003 · 2006 · 2010 · 2012 · 2017 · 2021 · 2023
Periodiek:1852 · 1854 · 1856 · 1858 · 1860 · 1862 · 1864 · 1866 · 1869 · 1871 · 1873 · 1875 · 1877 · 1879 · 1881 · 1883
Periodieke verkiezingen werden in de periode 1850-1888 gehouden in een kiesdistrict waar de zittingstermijn van een lid (vier jaar) afliep. Gemiddeld was bij periodieke verkiezingen de helft van de Tweede Kamerleden aftredend. Bij algemene verkiezingen in deze periode, na ontbinding van de Tweede Kamer, werden alle Kamerleden opnieuw gekozen, evenals bij alle verkiezingen vanaf 1888.