Locus caeruleus

Blauwe kern
Locus caeruleus
Middenaanzicht van de hersenen met hersenstam (locus caeruleus aangegeven als locus coeruleus).
Synoniemen
Latijn locus caeruleus fossae rhomboideae[1]

locus coeruleus[2]
locus cinereus[3]
locus ferrugineus[3]
substantia ferruginea[1][3]
substantia ferruginea Arnoldi[1]
nucleus pigmentosus pontis[3]

Portaal  Portaalicoon   Biologie

De locus caeruleus[4] of blauwe kern is een centrale hoofdkern in de hersenstam, meer bepaald in de zijwand van de vierde hersenventrikel. Hij is betrokken bij de regulatie van emoties, de activatietoestand van de hersenen en de slaap-waakritmiek. Dit laatste gebeurt in samenwerking met de nucleus suprachiasmaticus. Hij produceert de neurotransmitter noradrenaline (ook wel norepinefrine genoemd) en heeft vele diffuse uitlopers (axonen) naar de schors van zowel de grote als de kleine hersenen. Ook dieper gelegen gebieden zoals de thalamus, de hypothalamus, de dorsale ganglia en de hippocampus worden deels gestuurd vanuit de locus caeruleus.

In de literatuur wordt ook vermeld dat dit hersengedeelte met name betrokken is in de onthoudingsfase van een afhankelijkheid en daarbij kan men denken aan de onthoudingsfase van bijvoorbeeld een alcoholafhankelijkheid.

Naamgeving

Naast de schrijfwijze locus caeruleus[4] in de officiële nomenclatuur (Terminologia Anatomica), kwam voorheen[2] (en nog steeds in de Engelstalige vakliteratuur) de schrijfwijze locus coeruleus voor. Dit is echter een verkeerde schrijfwijze[5][6] voor dit woord uit het klassieke Latijn voor hemelsblauw.[6] Het woord caeruleus is afgeleid[7] van caelum, hemel/lucht.[7]

Literatuurverwijzingen
  1. a b c Krause, W., His, W. & Waldeyer, W. (1903). Handbuch der Anatomie des Menschen. Mit einem Synonymenregister. Leipzig: Verlag S. Hirzel.
  2. a b His, W. (1895). Die anatomische Nomenclatur. Nomina Anatomica. Der von der Anatomischen Gesellschaft auf ihrer IX. Versammlung in Basel angenommenen Namen. Leipzig: Verlag Veit & Comp.
  3. a b c d Sliosberg, A. (1975). Elsevier’s medical dictionary in five languages. English/American / French / Italian / Spanish and German. (2nd Edition). Amsterdam/Oxford/New York: Elsevier’s Scientific Publishing Company.
  4. a b Federative Committee on Anatomical Terminology (1998). Terminologia Anatomica. Stuttgart: Thieme
  5. Triepel, H. (1910). Die anatomischen Namen. Ihre Ableitung und Aussprache. Mit einem Anhang: Biographische Notizen.(Dritte Auflage). Wiesbaden: Verlag J.F. Bergmann.
  6. a b Lewis, C.T. & Short, C. (1879). A Latin dictionary founded on Andrews' edition of Freund's Latin dictionary. Oxford: Clarendon Press.
  7. a b Wageningen, J. van & Muller, F. (1921). Latijnsch woordenboek. (3de druk). Groningen/Den Haag: J.B. Wolters’ Uitgevers-Maatschappij